Spraakopdrachten
U kunt het apparaat besturen met behulp van
spraakopdrachten. Zie ’Spraakgestuurd bellen’ op pag. 93
voor meer informatie over de uitgebreide spraakopdrachten
die door het apparaat worden ondersteund.
Als u uitgebreide spraakopdrachten voor het starten van
toepassingen en profielen wilt activeren, moet u de
toepassing
Spraakopdr.
en de bijbehorende map
Profielen
openen. Druk op
en selecteer
Instrumenten
>
Hulpprogr.
>
Spraakopdr.
>
Profielen
. Het apparaat
maakt spraaklabels voor de toepassingen en profielen.
Als u uitgebreide spraakopdrachten wilt gebruiken, houdt
u
ingedrukt in de stand-by modus en spreekt u de
spraakopdracht in. De spraakopdracht is de naam van de
toepassing of het profiel in de lijst. Als u geavanceerde
spraakopdrachten wilt gebruiken met de cover gesloten,
houdt u de vooruitspoeltoets ingedrukt.
Selecteer
Opties
>
Nieuwe toepassing
als u meer
toepassingen wilt toevoegen aan de lijst. Als u een tweede
spraakopdracht wilt toevoegen waarmee u de toepassing
kunt starten, selecteert u
Opties
>
Opdracht wijzigen
en
voert u de nieuwe spraakopdracht als tekst in. Vermijd heel
korte namen, afkortingen en acroniemen.
Selecteer
Opties
>
Afspelen
als u het samengestelde
spraaklabel wilt beluisteren.
Selecteer
Opties
>
Instellingen
als u instellingen voor
spraakopdrachten wilt wijzigen. Selecteer
Synthesizer
>
Uit
als u de synthesizer wilt uitschakelen waarmee de
herkende spraaklabels en opdrachten in de geselecteerde
apparaattaal worden afgespeeld. Selecteer
Spraakaanp.
verwijderen
als u het leren van spraakherkenning opnieuw
wilt instellen, bijvoorbeeld wanneer de hoofdgebruiker van
het apparaat is veranderd.